Vakantieplannen naar Frankrijk: check: Opreisfrankrijk.nl

 


 

 

Geschiedenis Aken

Reeds in prehistorische tijden vestigden zich mensen op de heuvels aan de rand van de Akense dalketel. Zo vond men onder andere op de Lousberg sporen van een vuursteenmijn uit het stenen tijdperk. Heuvelgraven in het Akense Woud getuigen ook van de aanwezigheid van mensen in het bronzen tijdperk en de vroege ijzertijd.In de eerste eeuw na Christus maakten de Romeinen gebruik van de warme bronnen van het hedendaagse stadsgebied voor de aanleg van de later veelvuldig uitgebreide badplaats met thermen (baden) en een tempelcomplex. De baden werden vooral door soldaten bezocht, maar men vond ook sporen van een civiele nederzetting.Na de volksverhuizing vestigden zich de Franken in de dalketel en op de omliggende heuvels. In het jaar 765 n.C. wordt het oord voor de eerste keer vermeld in de Frankische annalen (jaarboeken) als "aquis villa". Het werd dus.naar het water (Lateins aqua) van de geneeskrachtige bronnen genoemd. (...)

De eerste vermelding van de stad verwijst naar het Kerstfeest dat koning Pippijn en zijn toen drieëntwintig jaar oude zoon Karel, net zoals het Paasfeest van het jaar 766, in Aken doorbrachten. De overblijfselen van de kapel waar deze kerkelijke feesten plaatsvonden, ontdekte men bij opgravingen direkt onder de hedendaagse Karolingische kerk; een bouwwerk van bescheiden afmetingen, dat zich in het centrum van het Romeinse tempelterrein naast een thermencomplex bevond en misschien ook van de aanwezige Romeinse bebouwing gebruik maakte.De situering van de kapel is niet zo verwonderlijk, want na de verwarring van de volksverhuizingen beschouwde men de Romeinse ruïnes evenals elders als eigendom van de Merovingische en later Karolingische heersers. Pippijn's villa zou één van de vele kleine koninklijke residenties geweest zijn, die de voortdurend reizende heerser buiten de grote paltsen (koningshof, Lateins palatium,Paleis) als tijdelijke verblijfplaats benutte.

Beduidend werd Aken pas toen door het besluit van zi]n in 768 in Noyon tot koning gekroonde zoon Karel, om op deze plaats een der grootste en belangrijkste paleis-kerken van zijn rijk te bouwen. Het gebied lag geografisch en strategisch gunstig en bood bovendien door de warme baden en de wildrijke wouden de mogelijkheid tot Karel's meest geliefde tijd verdrijven. De eerste winter na zijn kroning verbracht Karel reeds in Aken. Op 13 januari 769 werd voor Aken voor het eerst de benaming "konigspalts" gebruikt. In het jaar 771 stierf Karel's broer Karlmann en nam Karel de alleenheerschappij over het Frankische rijk over. Hiermee begon de roemrijke geschiedenis van een heerser die door de nakomende generaties als "de Grote" zou worden betiteld. Zijn persoonlijkheid omvatte, niet altijd harmonieus, de eigenschappen christelijke vroomheid, strategisch talent, politieke begaafdheid, Frankisch erfgoed en wereldlijke nieuwsgierigheid. De Romeinse cultuur en het Christendom beïnvloedden zijn heerschappelijke zelfkennis en beiden komen in de bouwwerken van de Akense palts tot uiting. Wanneer men met de bouw begon, is niet geweten, maar in ieder geval was de naar Romeins voorbeeld opgerichte Koningshal in aanbouw, op de plaats van het hedendaagse stadhuis (Rathaus). Het andere overheersende bouwwerk in het paleiscomplex is de Mariakerk, wat vandaag de dag de kern van de dom vormt. Ook het tijdstip waarop men de kerk begon te bouwen is onbekend. In 798 werden antieke zuilen in het verregaand afgewerkte gebouw geïnstalleerd. Het overbrengen van de relikwieën naar Aken in de jaren 800 en 801 kan men als aanwijzing naar de op til zijnde inwijding van de kerk beschouwen, die mogelijk op 17 juli 802, ter ere van de Heilige Maagd Maria plaatsvond.Op deze dag wordt nog steeds ieder jaar het wijdingsfeest van de kerk gevierd. Een legende die dateert uit de veertiende eeuw, verteld dat de kerk op 6 januari 805 door paus Leo III ingewijd werd., Mede door de kroning van Karel de Grote tot Romeinse keizer op het Kerstfeest van het jaar 800 door paus Leo III te Rome, werd het Akense paleiscomplex met zijn imposante bouwwerken als "nieuw Rome" beschouwd, met de Mariakerk als heilig centrum van het keizerrijk. Door de hedendaagse stand van kennis niet bevestigd, en daarom ook niet te verdedigen, is de bewering dat de palts uitsluitend dit als doel had. Ook al had de stad in die tijd geen typisch hoofdstedelijk karakter in de hedendaagse betekenis van het woord, toch kon men haar ten tijde van Karel's heerschappij als visueel en cultureel middelpunt van het Karolingische rijk aanzien. Hier bracht hij kunstenaars en geleerden samen die, op basis van de antieke cultuur, de grondslag van de Christelijke cultuur van de middeleeuwen schiepen; hier verbracht Karel meer en meer tijd en uiteindelijk alle wintermaanden en hier stierf hij ook op 28 januari 814 op de leeftijd van waarschijnlijk 72 jaar.Hij werd op zijn sterfdag in de Akense Mariakerk bijgezet, in het grootste kerkelijke bouwwerk dat toen bestond. 

Dit is waarschijnlijk ook de reden voor Otto I geweest, om zich in de Akense kerk in 936 tot Romeins-Duitse koning te laten kronen. Met Otto 1 begint een opeenvolging van 30 kronings- en troonsbestijgingsceremonies in de Akense Mariakerk. De laatste in de rij is Ferdinand I in het jaar 1531. De grafkerk van Karel de Grote werd, bevestigd door de Gouden Bul van keizer Karel IV, de kroningskerk der Romeins-Duitse koningen, in welke keizer Otto III in het jaar 1002 zelfs aan de zijde van Karel de Grote bijgezet werd. Van bijzondere betekenis, ook voor het heerserlijke zelfbesef van de in Aken gekroonden, was de heiligverklaring van Karel de Grote op het kerstfeest van het jaar 1165 en de opgraving en verbedding van zijn gebeente in de Karelsschrijn in 1215. De sinds lang bestaande bedevaarten naar de Moeder Gods en naar de door Karel naar Aken overgebrachte relikwieën kende in de dertiende eeuw grote opleving. Een duidelijk teken daarvan is de Mariaschrijn, die tussen 1220 en 1236/38 voor de grote textielrelikwieën, de zogenaamde heiligdommen, gebouwd werd. Op het hoogtepunt van deze Aken- of heiligdomsvaarten, die sinds 1349 met een zelden onderbroken zevenjarige cyclus plaatsvinden, begint vanaf het midden van de veertiende eeuw de gotische uitbreidingsbebouwing aan de Karolingische kerk. Na de grote "Akense stadsbrand" in 1656 werd de kerk langzamerhand, beginnend bij de daken, met verlies van het middeleeuwse interieur, in barokke stijl vernieuwd. Sinds de vernielingen van de Franse bezetting in 1794-1795, spant de "Karlsverein zur Wiederherstellung des Aachener Münsters" (Karel's vereniging ter wederopbouw van het Akense munster) zich in voor de dom. Deze vereniging verdankt.de dom zijn hedendaagse uitzicht, zowel wat betreft interieur als exterieur. De eeuwenoude benaming "munster" (Lateins monasterium,klooster) wijkt sinds de oprichting van het bisdom Aken in 1930 meestal voor de benaming "dom" (Lateins domus episcopalis, bisschopshuis), terwijl de term "kathedraal" (Lateins cathedra, bisschopstroon) nooit echt ingeburgerd is.Dat de dom tijdens de bombardementen van WOII in vergelijking met de Akense stadskern, die in puin werd gelegd, weinig schade onderging, is stellig een verdienste van de toen voortdurend in de dom aanwezige, uit jongeren bestaande "Brandwache" (brandwacht). Sinds de schade van de oorlog hersteld is, worden de werkzaamheden aan de dom geconcentreerd op de vereisten aan een bischopskerk en de liturgische vernieuwing overeenkomstig aan het Tweede Vaticaanse Concilie, terwijl de toekomst zal worden gewijd aan de instandhouding van het wereldcultuurerfgoed van de Akense dom.